Wijzigingen in de pensioenregeling van StiPP
Voorgeschiedenis
De afgelopen jaren is de pensioenregeling van het verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendsector, Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) behoorlijk gewijzigd.
De verplichtstelling voor dit bedrijfstakpensioenfonds is aangevraagd op 22 september 1998 door de sociale partners in de uitzendsector. Bijzonder aan dit bedrijfstakpensioenfonds is dat het niet zozeer verplichtgesteld is voor werknemers die specifieke werkzaamheden uitvoeren, maar voor werknemers die – te kort gezegd – werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst. Aangezien deze uitzendkrachten feitelijk werkzaam zijn in allerhande bedrijfstakken en overlappen van werkingssferen van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen voorkomen moeten worden, dienden sociale partners uit de uitzendsector eerst met de sociale partners uit de respectieve bedrijfstakken tot een conflictenregeling te komen. Die conflictenregeling – onder andere met betrekking tot de Metaal en Techniek, Beroepsvervoer over de Weg, Metalektro, Vleeswaren en Gemaksvoedindustrie, Bouwnijverheid – beslaat nog steeds het merendeel van het verplichtstellingsbesluit.
De overleggen met andere sociale partners namen de nodige tijd in beslag, maar uiteindelijk stelde de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de deelname in StiPP met ingang van 1 januari 2004 verplicht. De aanvraagdatum van de verplichtstelling – dus 22 september 1998 – is echter nog steeds relevant. Wanneer een werkgever verzoekt om vrijstelling van verplichte deelneming in StiPP wegens een bestaande pensioenvoorziening, dan zal hij moeten aantonen dat hij al op 22 maart 1998 beschikte over deze pensioenregeling.
Geen payrollkrachten
Aanvankelijk nam StiPP het standpunt in dat het fonds ging over alle drie-partijenverhoudingen. In de loop der jaren is de personeelsvennootschap uit de werkingssfeer gesneden.
Sinds 1 januari 2021 geldt bovendien als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans dat payrollkrachten die werkzaam zijn in functies waarvoor een pensioenregeling geldt bij de inlener of in de bedrijfstak, recht hebben op een adequate pensioenregeling.
Aangezien de pensioenregeling van StiPP niet een adequate pensioenregeling is, nemen payrollkrachten sinds 1 januari 2021 niet meer verplicht deel aan de pensioenregeling van StiPP. Gedetacheerde werknemers – doorgaans gewoon werknemers werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst – vallen in beginsel wel onder de werkingssfeer van StiPP.
Pensioenregelingen
StiPP voert twee pensioenregelingen uit, namelijk:
(i) de Basisregeling en
(ii) de wat riantere Plusregeling. In die laatste regeling komt de uitzendkracht na 52 weken te hebben doorgebracht in de Basisregeling.
Voor 1 januari 2022 gingen uitzendkrachten pas na 26 weken deelnemen in de basisregeling. Met ingang van 1 januari 2022 is deze tijd verkort tot acht weken. En met inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen – als deze in werking treedt – zal de wachttijd helemaal verdwijnen. Dat laatste betekent dat uitzendkrachten vanaf dag 1 gaan deelnemen in de pensioenregeling van StiPP.
Sinds 1 januari 2023 is de pensioenregeling van StiPP ook gewijzigd. Toen sociale partners in oktober 2022 een nieuwe cao ABU overeenkwamen hebben zij ook afspraken gemaakt over de pensioenregeling van StiPP. Van oudsher bedroeg de werkgeversbijdrage 2.6% van het pensioengevend salaris. Dat is met ingang van 1 januari 2023 8% van de pensioengrondslag geworden, net als bij de Plusregeling. Alleen bij de Plusregeling heeft de uitzendkracht ook een werknemersbijdrage.
Verwachte ontwikkelingen
Met ingang van 1 januari 2024 zal – als de Wet toekomst pensioenen wordt aangenomen – de toetredingsleeftijd van 21 ook noodgedwongen verlaagd moeten worden naar achttien. Dat neemt niet weg dat in veel gevallen de StiPP pensioenregeling voordeliger zal zijn dan de pensioenregeling van de inlener. De gemiddelde werkgeversbijdrage in Nederland ligt op dit moment rond de 15,7% van de pensioengrondslag. Dus dan is 8% nog steeds aanmerkelijk lager. Hier zit dus nog een financieel voordeel van uitzending.
Toch is de verwachting dat op termijn ook dit voordeel beperkt wordt. Bij brief van 3 april jl. is aangegeven door de Minister van SZW dat het de bedoeling is dat het uitzendpensioen een markconform niveau krijgt. De uitwerking hiervan ligt bij sociale partners. Niet ondenkbaar is dat sociale partners hiervoor teruggrijpen op een constructie die lijkt op de adequate pensioenregeling, die is ingesteld voor payrollkrachten. Voorgaande maatregelen beperken de financiële aantrekkelijkheid om met uitzendkrachten te werken.